Primitieve reflexen en leer- en gedragsproblemen
Primitieve reflexen zorgen voor bescherming en overleving van de baby tot ongeveer 1 jaar na geboorte. Reflexen helpen de baby om zich te ontwikkelen van een hulpeloos wezen tot een kind dat zelfstandig kan lopen.
Daarna zorgen nog actieve reflexen voor een neurologische onrijpheid. De gevolgen voor een kind met nog actieve reflexen wordt op school pas echt goed zichtbaar. Schrijven, lezen, spellen en of rekenen lukt niet of nauwelijks.
Alle soorten bijles en Remedial Teaching ten spijt zolang reflexen actief aanwezig zijn, zal het resultaat van alle hulp tegenvallen. Reflexpatronen zijn helaas altijd dominant aan onze wil. Het kind heeft zijn/haar lichaam niet onder controle. Hoe het kind ook zijn/haar best doet!
Ieder kind/mens kan alleen zijn natuurlijke intelligentie, die bij geboorte is meegegeven, gebruiken wanneer reflexen zijn geïntegreerd. De intelligentie is er wel, alleen “er komt niet uit wat er in zit”.
Kenmerken
In een eerder stadium is vaak al van alles te zien. Als u de onderstaande observaties bij uw kind herkent kan dat duiden op de aanwezigheid van primitieve reflexen.
Vanaf de geboorte
- te snelle bevalling, keizersnee, kunstverlossing (tang/pomp)
- slapen met de benen omhoog
- slapen met het hoofd (kruin) tegen de rand van het bed
- tijdens schrik overstrekken of juist in foetushouding gaan met grote ogen
- schrikken van harde geluiden
- het niet prettig vinden om op de buik te liggen, huilen
- laat of niet gekropen
- laat gaan lopen
- hoofd bonken
- moeilijk van de speen af kunnen komen
- slecht tegen verandering kunnen
- wisselende gemoedstoestand
- op tenen lopen
- hechtingsuitdagingen
Begin van de basisschool
- op één of beide voeten/benen zitten
- voeten achter stoelpoten vastzetten
- hoofd wordt ondersteund met de niet schrijvende hand
- hoofd ligt bijna op de tafel tijdens het schrijven
- houterig bewegen (stijve heupen)
- vaak vallen, struikelen of ergens tegen aanlopen
- overactief zijn of juist slaperig en moe
- telkens over tafel gaan liggen
- het ‘slappe kind’ dat altijd ‘hangt’ met het hoofd achterover en de benen gestrekt
- niet stil kunnen zitten
- niet kunnen stoppen met praten
- regelmatig repeterende geluiden maken
- leren zwemmen duurt lang
- fietsen gaat wiebelig / slingerend
- uitgenodigd worden op school om over uw kind te komen praten (kan gaan over gedrag of achterblijven van de schoolprestaties)
Vanaf groep 3
- lezen lukt niet goed, langzaam (wellicht doordat de ogen niet goed samenwerken)
- tijdens lezen beweegt hoofd mee met de gelezen woorden
- het herhaaldelijk maken van fouten tijdens het overschrijven (uit boek of van het bord)
- langzaam overschrijven van het bord of uit een boek (tempo niet bij kunnen houden)
- handschrift buigt naar beneden of boven af aan het einde van de zin
- schrijven gaat moeizaam, doordat de hand niet goed gestuurd kan worden en verkrampt is
- verkeerde pen greep of pincet greep. De middelvinger (en soms zelfs de ringvinger) stuurt de pen aan en soms wordt de pen zelfs met alle vingertoppen vastgehouden
- tijdens geconcentreerd werken gaan staan (soms met één been gestrekt naar achteren)
- regelmatig van de stoel vallen
- het kind kind ‘hangt’ altijd in de stoel met het hoofd achterover en de benen uitgestrekt.
- het niet kunnen stilzitten of niet kunnen stoppen met praten of geluiden maken.
- het kind plast boven de leeftijd van 5 jaar nog regelmatig in bed of in de broek.
- het kind is ‘onhandig’, gooit bv. vaak drinken om of vallen spullen van tafel
- het kind steekt zijn tong uit als hij aan het schrijven is.
- bij het fietsen draait het stuur bij omkijken mee
- tijdens het schrijven met het hoofd bijna op tafel liggen
- tijdens het overschrijven worden er herhaaldelijk fouten gemaakt
- het kind gebruikt de vinger of een liniaal tijdens het lezen of overschrijven
- het kind kan, tijdens spelen of werken op school, zichzelf totaal afsluiten (overfocus) en hoort niets of kan zich niet concentreren en hoort en ziet alles. Twee dingen tegelijk doen lukt niet
- bij een IQ test valt vooral de lage performale score op (ruimtelijk inzicht) in verhouding tot verbale score